Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8558

Datum uitspraak2007-11-23
Datum gepubliceerd2007-11-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/758254-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte in de 'Pink-zaak'. Gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek. Bewezenverklaarde: medeplegen van gijzeling; medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad; poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Verdachte heeft zich op 29 mei 2006 samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval in een woning, waarbij de twee bewoners en een bezoeker geruime tijd zijn gegijzeld. De daders hebben, toen zij in de woning geen anabolen of geld aantroffen, met een mes het lange haar van het vrouwelijke slachtoffer afgesneden en met een snoeischaar de pink van haar vriend afgeknipt. Verdachte heeft geen verklaring willen geven voor het feit dat de later bij een medeverdachte aangetroffen snoeischaar, met daarop bloedsporen van het mannelijke slachtoffer, van hem afkomstig was, alsook voor het feit dat zijn telefoon op 29 mei 2006 voorafgaand aan de telastgelegde feiten in de richting van de Nederlandse grens is gegaan en nadat deze feiten zijn gepleegd zich onder Nederlandse mastdekking hebben bevonden en in de richting van Helmond zijn gegaan. Uiteraard heeft verdachte het recht om te zwijgen, maar het feit dat hij daarmee ook de hiervoor beschreven voor hem uiterst belastende feiten en omstandigheden, die duidelijk om opheldering vragen, onbesproken heeft gelaten draagt bij aan de overtuiging dat een bewezenverklaring op zijn plaats is.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER VONNIS parketnummer 09/758254-06 's-Gravenhage, 23 november 2007 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte B], geboren te [geboorteplaats] (België) op [datum] 1983, adres: [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Zuid West'Huis van Bewaring De Torentijd te Middelburg. De terechtzitting. Het onderzoek is - na regiezittingen op 10 april 2007, 4 juli 2007 en 24 september 2007 - gehouden ter terechtzitting van 6, 8 en 9 november 2007. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. L. van Dijk, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr. Kamps heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Bewijs. De gebeurtenissen op 29 mei 2006 Op maandag 29 mei 2006, omstreeks 21.45 uur, zijn de aangevers [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] in hun woning aan de [adres 2], in aanwezigheid van hun vriend [I], overvallen door drie of vier mannen. Op genoemd tijdstip werd aan de voordeur van de woning aangebeld. Nadat [slachtoffer] de deur opende werd hij door twee blanke mannen met kracht vastgepakt en de woning ingeduwd. Één van de mannen had een vuurwapen. Deze man gaf [slachtoffer] met dit vuurwapen een klap op het jukbeen van zijn rechteroog. Gedrieën gingen zij naar de woonkamer. Daarop werd op het raam geklopt, vermoedelijk door een persoon die bij de overvallers hoorde. Vervolgens drongen nog één of twee mannen de woning binnen. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij twee mannen de trap op hoorde lopen naar de bovenverdieping van de woning, terwijl de twee mannen die het eerst binnenkwamen in de woonkamer bleven. De man met het vuurwapen zei met een Vlaams accent: 'Waar is de cash, jij moet stoppen met die site, waar zijn de spullen'. [slachtoffer] ontkende hier iets van te weten. Daarop kreeg hij wederom een klap met het vuurwapen in zijn gezicht. De slachtoffers werden gesommeerd op stoelen te gaan zitten. Vervolgens werden de slachtoffers met ducktape aan de stoelen vastgezet. Ook de monden van de slachtoffers werden afgeplakt. Opnieuw werd gevraagd: 'Waar is de ferol, waar is de cash' en 'Ik ga heel het huis doorzoeken en als ik iets vind dan vermoord ik jullie' en 'Ja [slachtoffer], als je niets vertelt dan zoeken wij jou wel een keertje op bij de pizza of bij de [hogeschool], want daar zit je toch op school. En de [adres 1], want daar woont je moeder toch. Als je niets vertelt dan vermoorden we haar' en tegen [I] 'Ben jij [G]?' Vervolgens ging de man met het vuurwapen achter [vriendin slachtoffer] staan en sneed hij met een mes een deel van haar haren af. Het afgeknipte haar werd in een sealbag gedaan. De man met het vuurwapen zei tegen [slachtoffer]: 'Je moet die site platgooien en dat lab voor die anabolen'. De man met het vuurwapen kreeg van een andere man een snoeischaar met gele handvatten plus een sealbag. Hierna ging de man met de tuinschaar op zijn knieën naast de linkerzijde van [slachtoffer] zitten. Hij zei: 'Weet je het echt niet, ik geef je nog één kans. Ik tel tot vijf'.Nadat [slachtoffer] nogmaals ontkende van iets te weten telde de man tot vijf en bij vijf knipte hij de pink van de linkerhand van [slachtoffer] af. De afgeknipte pink werd in de sealbag gedaan en werd meegenomen door de daders. Daarbij werd door de man met het vuurwapen gezegd: 'Dit was een waarschuwing. De volgende keer vermoorden wij jou'. Daarop zijn de daders vertrokken in een auto (1). Uit medische informatie en een röntgenfoto blijkt dat de pink van [slachtoffer] vrijwel in zijn geheel is afgeknipt (2). De sporttas Na de overval op 29 mei 2006 is er een sporttas in de woning van de slachtoffers op de [adres 2] achtergebleven (3), waarin een kassabon van slagerij [slagerij] te [plaats in België], gedateerd 26 februari 2006, maandverband, een Belgische eurocent en hondenharen zijn aangetroffen. DNA-onderzoek op de hengsels van de tas leverde op, dat verdachte en medeverdachte [verdachte F] niet kunnen worden uitgesloten als bron van de DNA-sporen (4). De snoeischaar Bij zijn aanhouding op 7 september 2006, in het kader van het Belgische embargo-onderzoek Diblood, gooide [verdachte F] een attachékoffer uit een raam van een ruimte op de bovenverdieping van zijn woning in de tuin van een naastgelegen woning (5). Deze koffer is in beslag genomen. In de koffer bevonden zich onder andere een pistool en een snoeischaar met gele handvatten (6). [verdachte F] heeft verklaard dat hij deze snoeischaar op 20 augustus 2006, tijdens een barbecue bij hem thuis, van verdachte heeft gekregen (7), hetgeen wordt bevestigd door de partner van [verdachte F], genaamd [L] (8). Ook verdachte heeft verklaard dat hij tijdens een barbecue bij [verdachte F] aan deze een snoeischaar heeft gegeven. Tevens heeft verdachte verklaard dat de snoeischaar die hij aan [verdachte F] had gegeven, de snoeischaar zou kunnen zijn die zich in de koffer bevond (9). Onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat zich op de in de koffer aangetroffen snoeischaar bloedsporen bevonden, in welke bloedsporen het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] is aangetroffen (10). De telefoongegevens De rechtbank stelt vast dat verdachte [verdachte F] op 29 mei 2006 gebruik maakte van de telefoon met nummer [nummer 1] (11), verdachte van telefoonnummer [nummer 2] (12) en verdachte [verdachte D] van telefoonnummer [nummer 3] (13). Vast staat dat de telefoon van [verdachte F] zich op 29 mei 2006 tot ongeveer 19.00 uur onder mastbereik bevond van zendmasten in zijn woonplaats [plaats in België]. De telefoon van [verdachte D] straalde om 19.18 uur een zendmast aan te [plaats in België] in de nabijheid van zijn woning. Verdachte bevond zich omstreeks 19.54 uur onder mastbereik van een zendmast in [plaats in België] in de nabijheid van zijn woning. Die dag vanaf 17.00 uur werden de genoemde telefoons gebruikt om sms-berichten te verzenden, waarvan een aantal sms-berichten tussen de drie genoemde telefoons tot stand kwam. Na 19.56 uur zijn er via deze telefoons geen berichten meer naar elkaar gezonden. De laatste bekende locatie van de telefoon van [verdachte F] was om 20.03 bij [plaats in België]. De telefoons van verdachte en [verdachte D] hebben zich, gelet op de verschillende aangestraalde zendmasten, bewogen in de richting van de Belgisch-Nederlandse grens. De grens werd omstreeks 20.45 uur gepasseerd. De overval in [woonplaats slachtoffer] vond plaats vanaf circa 21.45 uur. De afstand tot [woonplaats slachtoffer] is op dat moment zodanig dat deze afstand binnen een tijdsbestek van één uur kon worden afgelegd (14). De telefoon van verdachte heeft tussen 23:31 uur en 23.38 uur sms-berichten ontvangen en verzonden waarbij zendmasten in Nederland werden aangestraald in Berlicum, Heeswijk/Dinther en Veghel (15). De telefoon van medeverdachte [verdachte D] viel op 30 mei 2006 om 00.06 uur, 00.14 uur, 00.31 uur en 00.35 uur onder de mastdekking van de Nederlandse provider [...] (16), waarbij onduidelijk is gebleven of [verdachte D] zich in België of Nederland - mogelijk in het grensgebied - bevond. Het bezoek aan [verdachte E] Verdachte [verdachte E] heeft verklaard dat hij eind mei 2006 nog een bedrag was verschuldigd van € 1.500 aan [gebruikersnaam e-mailadres]. [gebruikersnaam e-mailadres] is de gebruikersnaam van een persoon die onder die gebruikersnaam gebruik maakte van het emailadres [e-mailadres] en communiceerde via MSN (17). [gebruikersnaam e-mailadres] berichtte via MSN aan [verdachte E] dat hij nog geld aan mensen moest betalen en dat deze mensen bij [verdachte E] langs zouden komen om dat geld op te pikken. Op een gegeven moment kwam [gebruikersnaam e-mailadres] weer op MSN. Hij noemde het adres van [verdachte E] en meldde dat 'die gozer' vanavond het geld zou komen halen (18). Die avond kwamen twee mannen bij [verdachte E] in Helmond aan de deur die zeiden dat ze het geflikt hadden. Ze toonden daarbij twee zakjes met daarin haar en een vinger (19). Één van de mannen zei: 'We komen voor het geld van [gebruikersnaam e-mailadres]' (20). Daarop heeft [verdachte E] een geldbedrag aan één van de mannen afgegeven. Daderschap Gelet op de omstandigheden: A. dat één van de daders van de overval Vlaams sprak; B. de telefoonbeweging van het toestel van verdachte richting Nederland en later op de avond richting Helmond, zijnde de woonplaats van [verdachte E], alwaar minimaal twee mannen bij [verdachte E] zijn langsgeweest met in twee zakjes haar en een vinger; C. de DNA-sporen op de sporttas en D. het feit dat de snoeischaar waarmee de pink van [slachtoffer] is afgeknipt ná de overval door verdachte aan [verdachte F] is gegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met anderen op 29 mei 2006 heeft schuldig gemaakt aan de overval in de woning [adres 2]. Bij het vorenstaande oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte geen verklaring heeft willen geven voor het feit dat de bij [verdachte F] aangetroffen snoeischaar, met daarop bloedsporen die afkomstig zijn van het slachtoffer [slachtoffer] (21), van hem afkomstig is, alsook voor het feit dat zijn telefoon met het nummer eindigend op [....] op 29 mei 2006 voorafgaand aan de telastgelegde feiten in de richting van de Nederlandse grens is gegaan en nadat deze feiten zijn gepleegd zich onder Nederlandse mastdekking hebben bevonden en in de richting van Helmond zijn gegaan. Uiteraard heeft verdachte het recht om te zwijgen, maar het feit dat hij daarmee ook de hiervoor beschreven voor hem uiterst belastende feiten en omstandigheden, die duidelijk om opheldering vragen, onbesproken heeft gelaten draagt bij aan de overtuiging dat een bewezenverklaring op zijn plaats is. Samenloop De verdediging heeft betoogd dat ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet. De feiten 1 tot en met 3 zijn strafbaar gesteld in de artikelen 282a, 303 en 312/317 van het Wetboek van Strafrecht. Er is weliswaar sprake van elkaar in de tijd opvolgende en elkaar deels overlappende feitencomplexen, maar de genoemde strafbepalingen beschermen ieder geheel verschillende belangen. Om die reden is naar het oordeel van de rechtbank sprake van meerdaadse samenloop. Mogelijke andere verdachten De rechtbank sluit niet uit dat naast de verdachte en de in dit opsporingsonderzoek aangehouden medeverdachten [verdachte F] en [verdachte D] ook andere personen als verdachte kunnen worden aangemerkt. Aangever [slachtoffer] heeft immers verklaard dat hij twee personen de trap naar de bovenverdieping op hoorde lopen, terwijl er ook twee daders in de woonkamer aanwezig waren (22). Dit zou betekenen dat er sprake is geweest van vier daders. De verdediging heeft daar nadrukkelijk op gewezen nu [J] heeft verklaard, dat hij op enig moment van [K] heeft gehoord dat [K] samen met [verdachte F] iemand zijn vinger had afgesneden als een soort vergelding (23). Wat er ook zij van deze verklaring van [J] - die overigens door [K] wordt tegengesproken (24) en welke mededeling, zoal gedaan, mogelijk als grootspraak kan worden afgedaan - deze verklaring ontlast verdachte niet. Ook het feit dat in de loop van het onderzoek andere personen in beeld zijn geweest als mogelijke verdachten, kan deze verdachte gelet op het voorgaande niet ontlasten. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 29 mei 2006 samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval in een woning te [woonplaats slachtoffer], waarbij de twee bewoners, te weten [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer], alsmede een vriend van hen, die op bezoek was, geruime tijd zijn gegijzeld. Gedurende de overval hebben de slachtoffers gevreesd voor hun leven. Zo werd door één van de overvallers, die een vuurwapen op hen gericht hield, gedreigd hen te zullen vermoorden indien zij niet zouden zeggen waar de anabolen en het geld zich bevonden. Dit terwijl nadien is komen vast te staan dat de slachtoffers niets met de handel in anabolen te maken hadden. Aangezien de daders in de woning anabolen, noch geld aantroffen, heeft één van hen - om de dreigementen kracht bij te zetten - met een mes het lange haar van slachtoffer [vriendin slachtoffer] afgesneden, waarna hij op zijn knieën naast slachtoffer [slachtoffer] ging zitten, diens pink van zijn linkerhand beetpakte, tot vijf telde en vervolgens met een snoeischaar diens pink afknipte. Zowel het afgeknipte haar als de pink werden apart in sealbags gedaan en zijn door de daders meegenomen. Verdachte en zijn mededaders hebben de woning verlaten waarbij zij de vastgebonden slachtoffers, van wie één gewond, aan hun lot hebben overgelaten. Verdachte en zijn mededaders hebben door het plegen van deze zeer gewelddadige overval, waarbij aan het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers zeer ernstig geschonden en daarmee tevens een ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat men in de eigen woning behoort te hebben, nu een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig en beschermd moet kunnen voelen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen komt naar voren dat de slachtoffers de gebeurtenissen als zeer traumatisch hebben ervaren, dat zij daardoor een jaar lang ondergedoken hebben gezeten en dat zij studievertraging hebben opgelopen. Vaststaat dat het slachtoffer [slachtoffer] als gevolg van de brute handelwijze van verdachte en zijn mededaders levenslang met de fysieke gevolgen wordt geconfronteerd. Tevens kan worden aangenomen dat de slachtoffers nog lange tijd, wellicht zelfs hun leven lang, de nadelige psychische gevolgen zullen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Daarnaast hebben onderhavige misdrijven een enorme impact gehad op de familieleden en de directe leefomgeving van de slachtoffers. Voorts draagt een overval als de onderhavige, waarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen en waarbij grof geweld is toegepast, er aan bij dat de bij burgers in het algemeen reeds bestaande gevoelens van onveiligheid en onrust blijven bestaan en worden versterkt. Dit blijkt uit de omstandigheid dat de feiten zowel in Nederland als in België grote opschudding hebben veroorzaakt. Verdachte en zijn mededaders zijn, blijkens de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, geheel aan deze gevolgen voorbij gegaan en hebben alleen oog gehad voor hun eigen gewin door een vermeende concurrent in de anabolenhandel uit te schakelen. De omstandigheid dat verdachte en zijn mededaders louter met dit oogmerk er niet voor terugdeinsden om op voornoemde brute en niets ontziende wijze de slachtoffers tijdens de avonduren in hun woning te overvallen, zulks zonder zich ook maar enigszins te bekommeren om de traumatische gevolgen voor die slachtoffers, getuigt van een mentaliteit waaruit een volkomen gebrek aan respect voor andere mensen en hun bezittingen blijkt. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte - blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 28 december 2006 - niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld, althans niet in Nederland. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat er sprake is geweest van een zeer gewelddadige overval, uitgevoerd met een grote mate van professionaliteit doordat de daders zich vooraf hadden voorzien van een vuurwapen, een mes, tape en een snoeischaar, door het uitgekozen tijdstip van de overval en doordat, blijkens de verklaringen van de slachtoffers, de verschillende daders precies wisten wat ze moesten doen. Op feiten als de onderhavige kan, om recht te doen aan de samenleving en in het bijzonder aan de slachtoffers, niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: 45, 47, 57, 282a, 303, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: ten aanzien van feit 1: medeplegen van gijzeling; ten aanzien van feit 2: medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad; ten aanzien van feit 3: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaar; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om overlevering, in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; in overleveringsdetentie in België op: 04-12-2006, in verzekering gesteld op: 27-12-2006, in voorlopige hechtenis gesteld op: 29-12-2006, verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs. Quadekker, voorzitter, Verbeek en Steenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Maat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2007. (1) ZD/[BLAUW]/A/1-3 en ZD/[BLAUW]/A/5-8. (2) ZD/[BLAUW]/GD/2-3, medische informatie betreffende letsel: multiple kneuzingen, haematomen, gebroken neus, deel pink afgesneden; blijvend letsel. (3) ZD/[BLAUW]/AH/555 en 47, 48. (4) NFI-rapport d.d. 31 augustus 2007, ZD/[BLAUW]/GD/67. (5) 0/[RHV]/460. (6) 0/[RHV]/106. (7) 0/[RHV]/460. (8) 1/[RHV]/2867. (9) V/[verdachte B] P83/39. (10) Rapport NFI d.d. 31 augustus 2007, ZD/[BLAUW]/GD/67. (11) ZD/[BLAUW]/AH/176 en de uitgebreide analyse van nummer [nummer 1] in 2/[RHV]/3242. (12) ZD/[BLAUW]/AH/1360. (13) ZD/[BLAUW]/AH/1296 en ZD/[BLAUW]/AH/1421. (14) ZD/[BLAUW]/AH/343 e.v. (15) ZD/[BLAUW]/AH/347. (16) ZD/[BLAUW]/AH/1376. (17) V/[verdachte A] N85/62, 64 en 173. (18) V/[verdachte E] R 72/104 en 105. (19) V/[verdachte E] R72/27. (20) V/[verdachte E] R72/105. (21) ZD/[BLAUW]/GD/67. (22) ZD/[BLAUW]/A/2. (23) ZD/[BLAUW]/V/407. (24) ZD/[BLAUW]/G/272.